Central Otago Lakes - 19-27 november 2005

Lees eerst dit korte verhaal, dan zijn de foto's begrijpelijker. Zie eventueel deze overzichtskaart van het gebied.

Ben Lomond
Eind november een hele week wandelen in de Alpen van het Zuidereiland. Eerst zaterdag naar Queenstown, met de bus. Een wat sombere dag, maar vrijwel geen regen. Even op en neer lopen Ben Lomond op, de 1750er die je vanuit het centrum kunt zien, nog net boven het restaurant (op 800 meter) aan de top van de kabelbaan uittorenend. Lui met de kabelbaan weer naar beneden. Daar is allemaal verder weinig over te vertellen behalve dat het zo heerlijk is om een dag ongegeneerd tijd te verspillen na wekenlang ieder kwartier angstig te zien voorbijgaan zonder dat het lijstje van werkklussen merkbaar kleiner wordt.

Rees-Dart
Zondag naar Glenorchy, en verder naar het begin van de Rees Valley. Mijn eerste plan was de hele Rees-Dart Track te lopen. Het begin van de Rees-vallei had ik al regelmatig gezien, maar ik was nog nooit doorgelopen. Nu begon het met twee dagen beestachtig weer op deze Rees-Dart. Ik bleek gelijk op te trekken met Maike, Geoff, David, en Nick (uit Duitsland, Verenigde Staten, Tasmanië en Engeland). (Tasmanië ligt natuurlijk in Australië, maar die voelen zich toch al een beetje anders. En zo duur met trema's doen ze al helemaal niet, de modale Australiër heeft het altijd over 'Ozzie', terwijl de Tasmaniër het over 'Tazzie' heeft.) De eerste dag wandelen en wandelen door het brede Rees-dal totdat het urenlang ging stortregenen en net boven de boomgrens een hut - het was pas vroeg in de middag maar er was geen doorkomen meer aan. En zo dachten die vier anderen er ook over - Maike was al net voor mijn aangekomen, ook geheel verzopen als een kat. Kachel aanmaken, en theezetten. Behalve ik, dan. Ik was weer op bekend minimaal rantsoen - maar anders dan vaak reisde ik nu rond in hutten en niet met de tent, en had daarom wel een pannetje meegenomen. Dat leek me handig, want die kun je op de potkachel zetten. Daarin komt water bijna aan de kook, op den duur - maar dat duurt wel even. Als jij als enige geen gasbrandertje bij je hebt en met weinigen de hut deelt en iedereen ziet je rondkwakkelen met koud water, wordt het toch lastig om de continue aanbiedingen van je hutgenoten te negeren. Zodat ik uiteindelijk toch snel aan de warme havermout met melkpoeder en soep zat, in plaats van koud. Uiteindelijk gebruikte ik dus toch ook wel eens de brandertjes van anderen, ook al vond ik het wat genant zo te potverteren, in de bergen. (De gasvoorraad van zo'n ding gaat vaak minder lang mee dan de wandeling lang is.) De maandag, inderdaad, nog steeds: beestachtig weer. Rond elf uur klaarde het op, en vertrokken we dus allemaal tegelijk - op Geoff na, die het wel gehad had, en die dag verder in de hut bleef. De regen begon snel opnieuw te vallen, nu als sneeuw, en die sneeuw viel steeds gestager. Om van het Rees-dal naar het Dart-dal te komen, moet je een pas van bijna 1500 meter over. Al dichtbij die pas, was ik blij dat ik mijn mini-crampons (Gruendel - met dank aan Wouter!) bij me had. De sneeuw lag al snel 10 centimeter dik, het pad was daarom bijna niet meer te zien, en de laatste paar honderd meter gaat vrij steil omhoog. Zonder crampons, tricky. Dus ik was er erg blij mee. De kea's fladderden je bijna om de oren, hoopvol op het moment aan 't wachten dat je naar beneden zou storten en hun een feestmaal zou bezorgen. Mooi niet. Aan de andere kant niets meer dan door blubber en sneeuw afdalen tot de Dart Hut. Waar zowaar al één andere gast was, al van de vorige nacht, en de hutwachter eigenlijk wel verrast was nog iemand te zien arriveren, die dag! Weer een korte dag dus, ondanks een ruwe pas, en weer bijwarmen bij de potkachel. Het schoot niet op zo! Maar het was wel gezellig.

De dinsdag beloofde één mooie dag te zijn temidden van de daaraan voorafgaande slechte dagen en de voorziene opnieuw regenachtige dagen. Het bleek een goddelijke dag. Van de Dart Hut kun je door een hooggelegen gletscherdal tot het begin van de Dart gletscher lopen. Maar langs de rotspieken aan de rand van dat dal zie je onderweg ook verschillende andere gletschers. Honderden meters hoog boven je - zodat je alleen de uiterste rand kunt zien met onderaan zo'n gletscher, honderden meters lager, een grote berg naar beneden gevallen ijs en gruis. Het eind van dit Dart-dal is het Cascade Saddle. Van deze pas kijk je op de Matukituki Vallei - die komt bij Wanaka uit, als je niet te voet maar met de auto bent is het vanaf de Rees-vallei naar de Matukituki-vallei 150 kilometer over de (om)weg in plaats van een dikke dag wandelen. Prachtig zicht op Mount Aspiring, de grootste in deze regio (Mount Cook ligt verder naar het noorden). Deze dag was puur Zwitserland, met ijs, morenen, knallende zon, en veel sneeuw. Bovenop de pas lag wel 20 centimeter verse sneeuw! Niet slecht, voor het begin van de zomer. Het smolt al weer hard weg op de terugtocht.

Terug bij de hut, rond drieën, kwam daar een 15 m/v sterke groep vanaf het Rees Saddle binnendruppelen. Gauw nog doorwandelen naar de volgende hut, dus. Dit viel tegen... Nog eens vijf uur lopen. De dag erop moe de Track uitwandelen. Ik had voedsel genoeg bij me om het nog enige dagen uit te houden. Maar ik had in gedachten al eerder van dat plan afgezien: met al die regenval was het vast niet meer mogelijk om de Dart-rivier te voet over te steken. En Nick, die diezelfde dag de Track uitliep, had een gegarandeerde reservering met een busje dat hem om half twee kwam ophalen, terug naar Glenorchy, waar een camping was, en cafés, en brood en kaas. En ik was doodmoe van de dag ervoor, toen ik uren over de schreef was gegaan. Dus lui met Nick (en David) op de bus wachten. Op die parkeerplaats kwam ik nog een tanige DOC (Department of Conservation) medewerker tegen, hij was even martervallen wezen zetten aan de overkant van de Dart. "Maar hoe kwam je daar dan," vroeg ik. "Bootje?" "Nee, te voet." Dus het was toch wel mogelijk. (Tergend voor mijn eigenwaan van verantwoordelijke ironman - gewoon toch bang, kennelijk.)

Greenstone-Caples
De rest van de dag op croissants en koffie in Glenorchy ronddobberen... In Glenorchy wonen misschien 200 mensen? Maar er zijn wel een heleboel toeristen! Beetje druilerig weer. De volgende ochtend, opnieuw mooi weer, en met een bootje naar de overkant van Lake Wakatipu (waaraan ook Queenstown ligt), naar het begin van de Greenstone-Caples Track. Twee lange valleien, aan het eind een pas die tevens dichtbij de (west-oost) waterscheiding is van het Zuidereiland, een plek die goed bekend staat als 'The Divide' - de Routeburn ligt hier ook in de buurt, en het is tevens onderweg naar Milford Sound. De klimaatverschillen zijn hier buitengewoon uitzonderlijk! Milford Sound, 6 à 9 meter neerslag per jaar. De 'Divide' is 20 kilometer het binnenland in. Dit is al voorbij de pashoogte naar Milford trouwens (de bekende Homer Tunnel, waar ik doorheen gefietst ben) maar nog steeds een zeer natte plek. Vandaar kun je dus zowel de Caples als de Greenstone vallei in. De Caples is erg groen, de Greenstone alweer een stuk minder, en rotsachtiger en grassiger.

Aan het eind van de Greenstone - weer een hele lange dag wandelen - overnachtte ik in de Greenstone Hut. Ditmaal met zijn tweeën, en de hutwachter in (zoals gebruikelijk) eigen accommodatie. Deze hut was brandnieuw, plek voor wel 50 slapers, denk ik. Enorme ruiten en fantastisch uitzicht. Ik voel me vaak wat gesubsidieerd door een gewillige overheid. Ik betaal namelijk 10 dollar (6 euro), te weten twee huttickets, voor zo'n overnachting. En deze hut heeft dus ook nog een hutwachter in dienst. (Zesmaandse dienstverbanden blijken dat - en in zo'n periode in een ritme van twee weken op de hut, en een of twee weken af - in de winter gaan die lieden vaak werken in de skigebieden.)

Mavora Walkway
Van die Greenstone Hut kun je in een dik uurtje, of twee, terugwandelen naar de aanlegsteiger van de boot waar ik eerder mee aangekomen was, of - wat vast maar heel weinigen doen - weer aan een andere wandeling beginnen: de Mavora Lakes Walkway. Die gaat van de Greenstone Hut ongeveer 50 kilometer (tellend vanaf de bootsteiger) linea recta naar het zuiden. De naam is wat bedrieglijk, moet ik zeggen. 'Walkway' suggereert gemak. Geen 'echte' tramp als het ware. Maar dit bleek toch iets anders. Het begin was lastig te volgen, omdat het pad een spoor bleek te zijn, van markeerpaaltje naar markeerpaaltje, tussen varens en spaarzaam (beuken)bos doorlopend. Je moest 'een pas' over, maar daar was ik kennelijk al eerder over dan ik dacht, want inmiddels kwam ik bij de eerste hut aan. Dit was ook weer een practige DOC hut! Maar op deze Mavora route zijn het hele kleine, voor vier personen, maar heel degelijk en zo te zien erg comfortabel. Midden tussen de wuivende grassen. Ik was nu alweer tien kilometer verder van de Divide, en van Milford Sound, en inmiddels was het te droog voor bomen en struiken (vermoedelijk speelt ook een rol dat de grond erg arm is). De bergwanden waren bijna kaal. Ik vind zo'n open landschap erg prachtig. In deze tijd van het jaar was er nog veel water, en veel moeras - en dit stond vol met miljoenen zonnedauw . Dit zijn 'vleesetende' planten, verwant aan de Nederlandse zonnedauw - maar deze heeft langere bladeren (en heet 'drosera arcturi' - alpiene zonnedauw).

De dag vordert. De volgende fraaie hut lag aan het begin van Lake Mavora. Dit is een (10 / 15 kilometer?) lang meer waarin het rivierdal dat ik bewandelde uitmondt. Het was me echter nog iets te vroeg op de dag om te stoppen. Dan maar verder, doorlopen, en naar het avontuur toe, en zien wat me overkomt... Uiteindelijk is het vakantie. Langs de weg prachtig bloeiende, tsja, prikkelplanten, met mooie bloemen .

Bijna eind van de dag. Het moeilijk te volgen spoor is inmiddels een reguliere zandweg geworden, waar kennelijk four-wheel-drives overheen kunnen scheuren. Maar er was er nog niet één langsgekomen, totnogtoe. Inmiddels hoopte ik daarop, en op een lift naar de bewoonde wereld. Zou dit in de open lucht slapen worden? Gelukkig was het mooi weer (maar wel koud 's nachts). Het eind van de Mavora Track is een parkeerplaats annex kampeerterrein. Een reusachtig kampeerterrein. Met vrijwel geen kampeerders - in de verte een soort jeugdkamp, zo te zien. Tweehonderd meter de andere kant uit, een caravan langs de rivier waar het meer in uitmondt. En, zo dicht bij het invallen van het duister, geen dagtoeristen meer. Als die er al waren - dit is een zeer afgelegen plaats, je kunt hier alleen komen door vanaf de hoofdweg Gore-TeAnau 40 kilometer landinwaarts te gaan. En dan weer terug - het loopt dood op het meer waaraan Queenstown ligt, maar dan aan de overkant van Queenstown, waar dus niets is. Hm.

Even langs de weg uitrusten, na die straffe mars van drie of meer uur. Daar komt in de verte een auto aantuffen. Wel, toch maar proberen te liften. Stopt. Was een wakende ouder over deze troep kamperende kinders, wat verlaat door 't een en ander en nu toch terug naar huis, naar Te Anau. Stap maar in! Terug naar Te Anau was nog 65 kilometer. Door prachtig landbouwgebied waar ik nooit weet van had gehad (de grote weg, verderop, loopt namelijk grotendeels door woest terrein), met naar alle kanten zicht op de bergen, al dan niet met besneeuwde toppen. Net na het invallen van de duisternis (om half tien) zette hij me in het dorp af bij mijn favoriete Bed&Breakfast. Waar natuurlijk nog één kamer vrij was - nadat ik de eigenaresse er eerst voor uit haar rust moest bellen. Ik was erg voldaan. En erg leeg - ik had er nu mijn tweede 'drie dagen wandelen' opzitten, die opnieuw (gepland) uitliepen op alleen nog havermout met melkpoeder.

Mount Luxmore (Kepler)
Zondag nog eventjes op en neer de Kepler doen, maar alleen tot Mount Luxmore. Wandelen in de bergen is een verslaving die op lijkt op het eten van slagroomtaarten (voor als je daarvan zou houden - ik niet, geef mij maar wandelen in de bergen; of chocola). Je kunt niet meer stoppen, en wilt alleen nog maar gulzig meer, en meer. De terugweg was teveel van het goede. De berg af begonnen mijn voeten, in plaats van mijn benen, te protesteren. Het laatste deel zwollen ze zo pijnlijk op in mijn hardloopschoenen, dat ik ieder uur even de schoenen moest uittrekken. Ah, dat was ik nog vergeten te vermelden: deze tocht heb ik voor de verandering niet op bergschoenen gelopen maar op, om het maar flatterend te zeggen, gymschoenen. Hardloopschoenen met profiel, eigenlijk. Maar veel lichter schoeisel dan je doorgaans aan de voeten van je medewandelaars aantreft. Dat baarde ook nog wel eens opzien. Havermout, melkpoeder, gymschoenen, een beetje gek is 'ie wel. Maar hij loopt wel hard!


Voor meer wandelinformatie, zie de volgende links naar de officiële webpagina's van het DOC (Department of Conservation):

Verder: